Stotteren en pesten

Hoezo pesten…                  COLUMN  november 2022           Coen Winkelman            

 Celal (9) meldt in het eerste gesprek dat hij in de groep gepest wordt omdat hij stottert. ‘Wat vervelend’ zeg ik als empathisch logopedist en denk meteen aan pestprotocollen, ‘toch eens naar vragen bij de leerkracht hoe dat op deze school geregeld is’ is mijn eerste gedachte.

Maar ik wil eerst wat meer weten over wat Celal als pesten ervaart. Straks even de ingevulde vragenlijst checken, ik herinner me niet dat hij pesten daar heeft genoemd. Maar wie weet was toen ontkenning in het spel. Het schoot allemaal door mij heen in een seconde…

‘De hele groep doet me na en lacht me altijd uit als ik in wat zeg’ zegt Celal. Mijn routinereactie ‘OK!’ slik ik net op tijd in want uitgelachen worden is helemaal niet ‘OK’.

Maar ik schiet wel in mijn reality testing modus:

‘Ja dat lijkt me naar, maar weet je zeker dat ze dat allemaal doen?’ vraag ik vriendelijk verbaasd.

‘Ja, dat weet ik zeker, want het gebeurt altijd’. Deze cirkelredenering laat ik maar even liggen en vraag met dezelfde vriendelijke vraagtekens in mijn stem:

‘Maar hoe weet je dat zo zeker, kan je de hele groep zien?’

‘Eh… nee want ik zit vooraan met mijn rug naar de anderen’.

‘Dus je weet het niet zeker’

‘Nee maar ik denk wel dat het er een paar zijn’

‘En weet je dan wie het zijn die het altijd doen?’

‘Ja, die aan mijn tafel’

‘En doen ze het allemaal altijd?’ Celal kijkt even weg en na een korte pauze zegt hij:

‘Nee, alleen Johan soms, want die heeft de pest aan mij’.

‘Oh, dus je dacht dat de hele groep je altijd uitlacht maar eigenlijk lacht alleen Johan je soms uit?

Die kwam binnen... en na een pauze: ‘Ja, maar hij is ook wel eens aardig’

De volgende sessies bleek Celal niet meer te zijn uitgelachen – na mijn semantisch doorvragen leek zijn uitvergroting te zijn gekrompen en was zijn beperkende overtuiging in elk geval deze week minder aanwezig.

Pesten is hot en is een grillig fenomeen, maar hoe zit het met de ‘incidence’ voor pesten? Niet iedereen met overgewicht of een spraakprobleem wordt gepest. Pesten bij stotteren lijkt in de praktijk minder voor te komen dan wordt gevreesd of aangenomen. En omgekeerd: er zijn kinderen die geen enkel spreek-, ADHD-symptoom of welke beperking dan ook vertonen, maar wel gepest worden… ook een, door spreek/stotterangst gevoed, zwijgend sloompie voldoet niet aan de norm.

Niet alleen kinderen hangen hun eigenwaarde op aan hun manier van spreken, mede afhankelijk van de norm die thuis geldt. Bij kritiek op je (spreek)gedrag voel je je al gauw in je identiteit, in je ‘zijn’ aangetast. Maar ‘ben’ je een beter mens als je perfect spreekt? Ik heb veel succes met de metafoor van Adlers’s ‘Individualpsychologie’: ‘Je bent lief maar je doet vervelend’ om het verschil tussen identiteit en gedrag, zijn en doen, duidelijk te maken. Etniciteit maakt het extra lastig. Ook al gedraag je je als Marokkaan voorbeeldig je bent Marokkaan. Ook bij het recente WK-oproer moeten de goeden onder de slechten lijden, weer dat Horn-effect, zie mijn vorige column.

Fijn als de klas tolerant is maar de vooroordelen over etniciteit, slissen of stotteren kun je niet zomaar veranderen. Is het zelfvertrouwen en assertiviteit van het individu vergroten niet het beste wapen tegen pesten? ‘Als Johan je uitlacht kun je zeggen: als je ha-ha-haperen zo leuk vindt kan ik het je wel le-le- leren hoor!’. Dit is ook een goed antwoord als iemand je nadoet: ‘Als je me nadoet moet je het wel goed doen. Zal ik je het leren?

Als de frustratie diep zit, is een rollenspel nodig om de kinderlijke mindset te masseren. Als het neurologische angstcomputertje eenmaal is gereset, ofwel: het kind deze antwoorden in z’n rugzak heeft, is het gebruiken ervan vaak niet eens nodig en verdwijnt het probleem als sneeuw voor de zon. Zullen we zo’n reactie een executief vaardigheidje noemen?